Er was eens een kleine tuinkabouter genaamd Kobus, die al tientallen jaren in een betoverende tuin op het schilderachtige eiland Marken woonde. Kobus was een vriendelijke en vrolijke kabouter met een glimlach die zelfs de meest sombere dag kon opvrolijken.
Kobus had altijd al een droom gehad: hij wilde de grootste beker ter wereld vinden en die gebruiken om alle bloemen in zijn tuin water te geven. Hij was ervan overtuigd dat dit zijn leven compleet zou maken. Dus begon hij aan een epische reis door het eiland Marken, op zoek naar die ene speciale beker.
Hij reisde over de groene heuvels, doorkruiste de prachtige bloemenvelden en vroeg aan alle dieren en elfen die hij tegenkwam of ze een enorme beker hadden gezien. Maar de zoektocht was niet eenvoudig, en de jaren verstreken terwijl Kobus bleef zoeken.
Op een dag, toen Kobus de honderd naderde, liep hij vermoeid en ontmoedigd langs de kustlijn van Marken. Daar ontmoette hij een oude visser genaamd Opa Piet. Opa Piet was een wijze man en luisterde aandachtig naar het verhaal van Kobus.
"Jonge vriend," zei Opa Piet, "de grootste beker ter wereld zal je niet gelukkig maken. Geluk zit van binnen, en je hebt al zoveel geluk verspreid met je glimlach en vriendelijkheid."
Kobus besefte dat Opa Piet gelijk had. Hij keerde terug naar zijn betoverende tuin, stopte met zoeken naar de grote beker en begon in plaats daarvan te genieten van elk moment in zijn prachtige tuin.
En zo gebeurde het dat Kobus, de tuinkabouter op Marken, uiteindelijk 100 jaar oud werd. Hij vierde zijn verjaardag omringd door vrienden, bloemen en de warme zon van het eiland. Hij besefte dat geluk inderdaad van binnen kwam, en zijn glimlach werd nog stralender dan ooit tevoren.
En zo leefde Kobus zijn dagen in vrede en vreugde, wetende dat de grootste schatten in het leven niet altijd tastbaar zijn, maar vaak te vinden zijn in de eenvoudige genoegens van het moment.