Er was eens een kabouter die bekendstond als Kobus. Hij woonde in het pittoreske Marken, een eilandje in Nederland waar de houten huisjes op palen stonden, beschermd tegen het woeste water van de Zuiderzee. Kobus was een vrijgevochten kabouter, altijd nieuwsgierig naar wat er zich ver buiten Marken afspeelde. Ondanks zijn kleine gestalte droomde hij ervan om de wereld te ontdekken.
Op een dag kreeg Kobus via een postduif een uitnodiging van een verre neef op Trinidad, een exotisch eiland ver weg in de Caribische Zee. Zijn neef, Kabouter Karel, beschreef Trinidad als een plek vol kleuren, geluiden en spannende avonturen. Het was alles wat Kobus zich ooit had voorgesteld, en dus besloot hij dat dit zijn kans was om iets nieuws te beleven.
Het avontuur begint
Na een lange reis met verschillende vervoersmiddelen - van een fietstocht naar de haven tot een bootreis over de oceaan - kwam Kobus eindelijk aan op Trinidad. De geur van exotische bloemen en het geluid van trommels en zang begroetten hem meteen. Zijn neef Karel stond hem al op te wachten, met een brede glimlach en een felgekleurde rieten hoed.
“Kobus! Welkom op Trinidad!” riep Karel vrolijk.
Kobus keek zijn ogen uit: de vogels waren er kleurrijker dan hij ooit had gezien, de bomen reikten hoog in de lucht en de kabouters op het eiland waren net zo kleurrijk als het landschap zelf. Maar al snel kwam hij erachter dat het leven op Trinidad ook zo zijn eigenaardigheden had. Zo waren er bijvoorbeeld leguanen die zomaar door de dorpen liepen, en er was altijd lawaai, vooral tijdens het jaarlijkse carnaval dat op het punt van beginnen stond.
Trammeland in de stad
Op de tweede dag van zijn verblijf besloot Kobus een kijkje te nemen in de drukke stad Port of Spain, samen met Karel. Daar aangekomen, ontdekte hij al snel dat kabouters uit het verre Nederland niet zo gewend waren aan de hectiek en chaos van de stad.
Terwijl Kobus rondkeek, werd hij plotseling omringd door een groepje brutale apen die de markt op stelten zetten. Ze waren op zoek naar bananen en andere lekkernijen en wisten niet van ophouden. De marktkramers schreeuwden en probeerden de apen weg te jagen, maar de diertjes waren veel te snel.
"Help, Kobus!" riep Karel, die ondertussen een bananenschil onder zijn voet kreeg en onderuitging.
Kobus, niet op zijn mondje gevallen, bedacht zich geen moment en greep een trommel die naast een kraam stond. Hij begon er luid op te trommelen, waarbij de apen nieuwsgierig stopten en naar hem keken. Terwijl Kobus een vrolijk ritme speelde, keek hij de apen streng aan. Verbaasd maar onder de indruk van Kobus' moed en ritmegevoel, besloten de apen om maar eieren voor hun geld te kiezen en weg te rennen.
De marktlui juichten, en Karel kwam met een lach overeind.
Terug naar Marken
Na nog enkele dagen vol dans, muziek en avontuur, was het tijd voor Kobus om terug te keren naar Marken. Hij had er vrienden gemaakt, de kleuren en geluiden van Trinidad in zich opgenomen en zijn neef een handje geholpen in een heuse crisis. Met een hoofd vol verhalen en een hart vol herinneringen nam hij afscheid van Karel en de prachtige natuur van Trinidad.
Terug in Marken werd Kobus onthaald als een ware held. Hij vertelde zijn avonturen met veel gevoel en liet iedereen weten dat zelfs de kleinste kabouters in staat zijn om grote dingen te doen.
En zo leefde hij nog lang en gelukkig, met een beetje Trinidadse swing in zijn hart.